Geschiedenis
De Brabantse dialecten zijn géén minderheidstaal, maar Nederlandse
dialecten, omdat het Brabants een grote bijdrage heeft geleverd aan de
totstandkoming van het Standaardnederlands. In de 14e en 15e eeuw zijn
Brussel, Mechelen en Antwerpen samen met Gent en Brugge de meest
invloedrijke steden in het Nederlandse taalgebied maar als in de 16e eeuw
de wording van de standaardtaal in een stroomversnelling komt, wordt het
zwaartepunt van de Nederlanden inmiddels naar het noorden verlegd. Na de
val van Antwerpen (1585) in de Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de
Nederlanden vluchten er echter ca. 150.000 Vlamingen en Brabanders naar
het noorden. Daardoor blijft ook na de 15e eeuw de invloed van dialecten
als het Antwerps op de wording van het Standaardnederlands groot.
Amsterdammer Joost van den Vondel was een kind van Antwerpse
vluchtelingen. Merk evenwel op dat het hier gaat om het Brabants uit de
steden van de provincies Vlaams-Brabant en Antwerpen. Het westen van de
provincie van Noord-Brabant raakte tegen het einde van de zestiende eeuw
bijna geheel ontvolkt door de oorlog. Later werd het opnieuw bewoond door
mensen uit het zuiden, wat nu de provincie Antwerpen is. De dialecten van
het oosten van de provincie Noord-Brabant hebben vrijwel niet bijgedragen
aan het Standaardnederlands. Niet alle Brabantse dialecten maar slechts
een paar Zuid-Brabantse stadsdialecten hebben dus een grote bijdrage heeft
geleverd aan de totstandkoming van het Standaardnederlands.
Gebied
Tot de Brabantse dialecten worden de dialecten gerekend die worden
gesproken in de Nederlandse provincie Noord-Brabant en de Belgische
provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant. Natuurlijk volgen de isoglossen
niet precies de provinciegrenzen. Zo kent Noord-Brabant drie deelgebiedjes
waar men niet-Brabantse dialecten spreekt, nl. de Westhoek rondom
Dinteloord, die meer Hollands is, Budel en omstreken, dat Dommellands
(i.e. Noordwestelijk Belgisch Limburgs) is en het Land van Cuijk, waar men
Kleverlands spreekt en dat dus meer aansluit bij noordelijk Nederlands
Limburg en zuidoostelijk Gelderland. Bovendien zijn er enkele
overgangsgebieden waar men geen precieze grens kan trekken: ten noorden
van oostelijk Noord-Brabant ligt de Bommelerwaard en de dialecten aldaar
lijken sterk op de Brabantse dialecten ten zuiden van de Maas.
Vlaams-Brabant grenst in het westen aan het Oost-Vlaams; in de
overgangszone, de Denderstreek, spreekt men ook min of meer Brabants. In
het oosten grenst Vlaams-Brabant aan Belgisch Limburg; in die
overgangszone, het Geteland, spreekt men ook weer min of meer Brabants.
Voor het gemak houdt men in deze drie moeilijke gevallen maar de
provinciegrenzen aan, maar dialectologisch is dat niet helemaal correct.
Belangrijke Brabantse dialectkenmerken zijn de umlaut,
verkleinwoordvorming met -ke en voornaamwoorden in de 2e persoon met g-
(ge, gij, gellie).
Aantal sprekers
Het aantal sprekers is niet bekend.
Ter vergelijking: het inwonertal van de hier beschreven gebieden bedraagt:
Noord-Brabant: 2.400.161
Antwerpen: 1.640.966
Vlaams-Brabant: 1.018.403
Status
Brabantse dialecten worden niet als minderheidstaal erkend. Om die reden
is er ook geen sprake van standaardisering van het Brabants, aandacht voor
deze dialecten in het onderwijs of gebruik van het Brabants in formele
situaties.
In 1999 is er een referentiespelling ontwikkeld voor alle Brabantse
dialecten, samengesteld door vertegenwoordigers uit Noord-Brabant,
Antwerpen en Vlaams-Brabant.
Cultuur
In enkele gebieden is er een degelijke traditie van cabaret en muziek in
het dialect te constateren; met name de Meierij van 's-Hertogenbosch, de
steden Antwerpen, Mechelen en Leuven en het Pajottenland (Brussel en
aangrenzend westen) kennen veel voorvechters van het dialectgebruik. In
andere streken, zoals het oosten van de provincie Antwerpen, het land van
Heusden en Altena en noordwestelijk Noord-Brabant, is die traditie
nauwelijks aanwezig.